Lentegroen

vlerkendragend volk

LENTEGROEN
Guido Gezelle

Gij vlerkendragend volk,
gij allerhand gezwinde
doorvliegers van de lucht,
de lieve lente lacht
zoo zacht;
en gij, gij vliegt haar in
't gemoet, bij lork en linde,
in 't nieuwgeboren gers,
in 't onkruid en in 't riet :
ik niet !

Gij bietjes ongeteld,
gij tienmaalhonderdduizend
in 't rood, in 't geel, in 't blauw
gepinte pepels, haait
en draait
en drentelt, op en neêr,
eer 't zonnelicht, verhuizend
van hier, u, 't lieve groen,
en mij, de moede nacht
ontkracht !

© Natuurbescherming ZO 2015